We hebben net Kerstmis gevierd: de komst van Jezus op aarde. Maar wie wás Jezus?
In een interview zegt de veelgelezen Duitse benedictijner monnik Anselm Grün behartigenswaardige dingen. Zo vraagt hij o.a. welk verlangen ten diepste ligt onder alle emoties, en dan zegt hij dat dat het verlangen is naar geluk : ge-luk = lúkken als mens. Dat leidt de mens uiteindelijk tot God. Psychologisch maar ook theologisch gesproken word je dan immers helemaal jezelf zoals je bent, zoals je bedóeld bent te zijn. En dat is je dan ge-lukt….Wát een geluk! In het evangelie straks horen we meer hierover. Want ons ge-luk, ons worden zoals we bedoeld zinj te zijn, dat heeft álles met Jezus’ komst op aarde van doen. Over zijn wie je ten diepste bent, en daarin gekend worden.
Maar helemaal jezelf worden zoals je bedoeld bent te zijn: dat kunnen we niet op eigen kracht. Daar hebben we Gods hulp bij nodig. Laten we daarom beginnen met ons tot God onze Vader te keren en om Zijn ontferming te vragen.

Evangelie: Matt. 16, 13-20

In die tijd kwam Jezus in de streek van Caesarea van Filippus en Hij stelde zijn leerlingen deze vraag: ‘Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?’ Zij antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.’ ‘Maar gij, sprak Hij tot hen, wie zegt gij dat Ik ben?’ Simon Petrus antwoordde: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’ Jezus hernam: ‘Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg Ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ Daarop verbood Hij zijn leerlingen nadrukkelijk iemand te zeggen, dat Hij de Christus was.
Woord van de Heer.

Overweging

Wat mij het meeste raakt in dit stukje evangelie is de vraag die Jezus stelt en het antwoord dat Petrus geeft. Jezus vraagt naar wat de mensen over Hem zeggen, wie Hij is. En meteen daarna vraagt Hij het persoonlijk aan zijn leerlingen: wie zeggen jullie dat Ik ben? Hoort u het verlángen daarin van Jezus om gekènd te worden? Dat ze ècht weten wie Hij is? Al hoor ik er ook in dat Hij lang niet zeker is of ze het wel weten, of ze wel snáppen wie Hij is….
Wie wil niet gekend worden zoals hij of zij ìs? Ik moet dan denken aan dat gedicht van Neeltje Maria Min, met aan het eind de regels
Noem mij, bevestig mijn bestaan,
(laat mijn naam zijn als een keten.)
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.
Voor wie ik liefheb wil ik heten.

Noem mij bij mijn diepste naam, voor wie ik liefheb wil ik heten…Dat raakt een zielsverlangen dat in ieder van ons leeft. Bij Jesaja vinden we die prachtige zin: “al in de schoot van mijn moeder heeft de Heer mij geroepen, nog voor ze mij baarde noemde Hij mijn naam.” Dát is onze diepste naam, de naam die God onze Vader ons gegeven heeft, waarmee Hij ons geroepen heeft nog voor wij geboren waren. Dié naam , dié ‘roeping’ waarmaken in ons leven, daar gaat het om. Dán ge-lukt het ons om te worden die we bedoeld zijn te zijn! In dat interview met Anselm Grün zegt hij nog meer: dat God tot iedere mens een uniek woord spreekt en dat het onze opdracht in de wereld is om dat ene, unieke woord van God in deze wereld zichtbaar te laten worden. Iedere mens drukt in deze wereld iets uit van God wat alleen door hem of haar uitgedrukt kan worden. Dát is de diepste naam die wij allen, ieder van ons zoals wij hier bij elkaar zitten, van God gekregen hebben . Ieder van ons persoonlijk een èigen naam. Als gave èn als òpgave, om waar te maken in ons leven….
En dat heeft Jezus gedaan. Hij maakt zijn diepste naam waar in zijn leven. Hij is de Christus, de zoon van de levende God. Zo wil Hij ook gekend worden, door de mensen om Hem heen – toen, maar ook door ons zoals wij hier nu zitten. Kènnen wij Hem zo? Stelt u zich dat eens concreet voor: je bent de Liefde in eigen persoon, maar je wordt miskend, je wordt afgewezen. In Nazareth waar Hij vandaan kwam, wilden ze niets van hem weten . Hoe moet dat voor Jezus zijn geweest? Dat is toch vreselijk?
Maar in dit stukje evangelie gaat het anders: Petrus noemt hem bij Zijn diepste naam: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”. Dit is een heel bijzonder moment. Daar moeten we niet zomaar overheen lezen. Jezus reageert er dan ook op , dat Petrus dat niet uit zichzelf kan weten, maar dat Zijn Vader in de hemel hem dat geopenbaard heeft. Bij de evangelist Johannes vinden we de bevestiging van wat hier gebeurt: ”als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en hij in God.”
En Johannes voegt daaraan toe: “. Wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in Hem”.
Dát is ons levensprogram, dáártoe zijn wij geroepen al van voor onze geboorte: onze eenheid met God die Liefde is. Liéfde is ons levensprogram, voor ieder van ons op eigen wijze.
Zonder Gods hulp zal het ons niet ge-lukken. Maar het is aan ons om daar aan méé te willen doen! Want het vraagt wel iets van ons. Spiritualiteit is geen ‘feel good’ spiritualiteit, zegt Anselm Grün, = een spiritualiteit die uit is op behaaglijke gevoelens. Echte spiritualiteit vraagt van ons dat wij Jezus navolgen op Zijn weg die via Golgotha naar Pasen leidt, dat wij Jezus nazeggen die in het zwaarste uur van zijn leven gezegd heeft “niet mijn wil doch Uw wil geschiedde”. Dat heeft ook Hem heel wat gekost, dat weten we uit het lijdensverhaal.
Jezus is in de wereld gekomen niet om iets te geven, maar om Zichzelf te geven = Liéfde. Dát is het Geheim van onze diepste naam waarmaken waarmee God ons geroepen heeft nog voor we geboren waren. Wij mogen, ja moeten dáárin proberen Jezus na te volgen. Iedere dag opnieuw . Om tot echt ge-luk te komen.
Moge het zo zijn. Amen.

Slotgedachte:

Ge-luk(t)
Dit is de eerste schuchtere groei,
een zich ontplooien naar het licht
Eéns is van liefde en geduld
de tijd vervuld,-
dan staat mijn stille tuin in bloei.
En elk aandachtig bloemgezicht
is toegericht
naar U
(Ida Gerhardt)